Het bewijs van buitenlands recht is tegenwoordig bijzonder complex en belangrijk. In deze post geef ik enkele aanwijzingen en focus ik op de toets buitenlands recht door notarissen en griffiers. 

Met betrekking tot de toets buitenlands recht, 

1.- Er is noch in de Europese Unie noch in de Haagse Conferentie een instrument van kracht, ondanks de pogingen die hiertoe zijn ondernomen om het netelige probleem van het bewijs van buitenlands recht te regelen.

2.- De algemene regel is dat u moet voldoen aan de nieuwe regelgeving in Wet 29/2015 van 30 juli betreffende internationale juridische samenwerking in burgerlijke zaken (hierna LCJI). Vanaf de regulering van kunst 33 kunnen we dat haal een reeks criteria uit om buitenlands recht te bewijzen. 

3.- Zij zijn de (verzoekende of interveniërende) partijen die verantwoordelijk zijn voor de toets Foreign Law. Notarissen en griffiers als ambtenaren kunnen echter het buitenlandse recht bewijzen. 

Het eerste criterium van de LCJI is dat het bewijs van de inhoud en geldigheid van buitenlands recht zal worden onderworpen aan de regels van de wet op burgerlijke rechtsvordering en andere toepasselijke bepalingen ter zake, zegt de artikel 33 LCJI​ Dit betekent een algemene verwijzing naar art, 281.2 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering, volgens welke het niet alleen nodig is om de inhoud van het buitenlandse recht te bewijzen, maar ook de geldigheid ervan (zie onder meer de arresten van het Hooggerechtshof van 11 mei 1989, 7 september 1990 en 25 januari 1999, en Resolutie van 20 januari 2011). In die zin is “het geïsoleerd citeren van buitenlandse wetteksten niet voldoende, maar integendeel, de huidige betekenis, reikwijdte en interpretatie die door de jurisprudentie van het betreffende land wordt toegekend, moet worden bewezen (zie R DGSFP, van 28 juli 2020, FJ 6). Het lijdt geen twijfel dat het een veeleisend criterium is, vooral met betrekking tot de jurisprudentie, dat ik in het bijzonder interpreteer als een verwijzing naar de systemen van de gewoonterecht. De Spaanse rechterlijke instanties zullen de bewijskracht bepalen van de test die wordt uitgevoerd om de inhoud en geldigheid van buitenlands recht te bewijzen in overeenstemming met de regels van deugdelijke kritiek (art. 33.2 LCJI).

 Onder deze Spaanse rechterlijke instanties bevinden zich notarissen en griffiers die bevoegd zijn om buitenlands recht te bewijzen, maar niet verplicht zijn (zie R DGSFP, van 28 juli 2020). Overheidsinstanties die niet-jurisdictie uitoefenen (zie artikelen 281 van de wet op burgerlijke rechtsvordering, 168.4 van het notarieel reglement en 36.2 van het Hypotheekreglement), kunnen onder hun verantwoordelijkheid een beoordeling uitvoeren met betrekking tot de aantijging van buitenlands recht, zelfs als dit niet door de partijen wordt bewezen, op voorwaarde dat zij hiervan op de hoogte zijn (zie onder meer de resoluties van 14 december 1981 en 5 februari en 1 maart , 2005).   Opgemerkt moet worden dat het bewijs van buitenlands recht een bevoegdheid is en geen verplichting van de notaris en de griffier. Als het niet is bewezen, en de registrar weet het niet, moet de registratie worden opgeschort.

 Deze toepasselijke wetgeving moet het hypotheekwetgeving die zijn eigen set regels heeft (art, 34 tot 36 RH​ Artikel 36 van de HR bevat een belangrijke norm omdat “de naleving van buitenlandse vormen en plechtigheden en de bekwaamheid en handelingsbekwaamheid die nodig zijn voor de handeling onder meer kunnen worden erkend door middel van een bewering of rapport van een Spaanse notaris of consul of Diplomatiek, consul of bevoegde ambtenaar van het land van de toepasselijke wetgeving. ​ 

Volgens de RH en de LCJI zijn er drie vormen van bewijs in buitengerechtelijke zaken. De verklaring of het rapport van de notaris. Het rapport van de consul, diplomaat of ambtenaar van het buitenland en het nieuwe systeem voorgesteld door de LCJI.

Notarissen kunnen twee middelen gebruiken: de bewering en het rapport. Bewering betekent dat de notaris die een document autoriseert en onder zijn verantwoordelijkheid de noodzakelijke uitersten van het buitenlands recht erkent. Een rapport is een document buiten het openbare document dat de notaris uitvaardigt om de gevraagde extremen van buitenlands recht te bewijzen. Het is niet echt een openbaar instrument. 

Wat zijn de uitersten van buitenlands recht om te bewijzen? De uitersten om de buitenlandse wet te bewijzen zijn: 

1 / buitenlandse vormen en plechtigheden. Een voorbeeld is de Zwitserse erfgenamenverklaring. De notaris moet in het Spaanse openbare document aangeven dat het verstrekte certificaat is afgegeven in overeenstemming met de vorm en competentie van het Zwitserse recht en, indien van toepassing, van apostille is voorzien (Zwitserland is geen EU). Een ander voorbeeld is de accreditatie via de computer van het bestaan ​​van een buitenlands bedrijf. De notaris kan naar de website gaan en de informatie krijgen die hij nodig heeft.

2 / de bekwaamheid en handelingsbekwaamheid die nodig zijn voor de handeling. E-justitiepagina's zullen regelmatig worden gebruikt.  

3 / op de accreditatie van de geldigheid van de handeling uitgevoerd volgens de toepasselijke wetgeving. (R, van 1 maart 2005).

Notarissen en griffiers moeten ernaar streven kennis te hebben van het buitenlandse recht dat van toepassing is op iedereen in die buurlanden, en met name op de EU, via het door de Europese Commissie beheerde portaal voor e-justitie.

E-justitie portaal die veel informatie bevat om de Foreign Law-test te behalen.

U contact met Bosch-Bages voor meer informatie lbewijs van buitenlands recht.